Geschiedenis

 

 

 

BAKERMAT VAN DE PAROCHIE

 

Om de oorsprong van de Sint Sebastianusparochie te vinden gaan we terug naar de 14e eeuw (circa 1340 -1350), en moeten we ook het Noordhollands Kanaal oversteken. In die tijd was Purmerland namelijk de hoofdplaats en het centrum van wat men toen het "Purmergebied" noemde. Omgeven door een waterrijk gebied van meren zoals de Purmer, Wormer en de Beemster, lagen rond deze hoofdplaats de dorpjes Ilpendam, Neck, Den Ilp en Purmerend, waarvan de laatste zich snel zou ontwikkelen en de rol van Purmerland zal overnemen. Maar we keren terug naar de 14e eeuw, de mensen rond het Purmergebied waren toen sterk georiënteerd op Purmerland, waar de hoofdbestuurder (Baljuw) woonde, en ook het recht werd hier door de rechtbank (Vierschaar) gesproken. En natuurlijk niet onbelangrijk de kerk. Op zon- en feestdagen kwam het gelovige volk per boot of te voet over smalle paden naar de kerk van Purmerland om de Heilige Mis bij te wonen.


De eerste gegevens over de Purmerlandse kerk zijn zeer schaars, het begint al met de vraag wanneer is de kerk gebouwd? Het enige gegeven is dat ze er in 1347 stond. Waarschijnlijk is de eerste kerk gebouwd in het begin van de 14e eeuw, of hiervoor ook een kapel heeft gestaan laat de geschiedenis ons hier in het duister. In oude geschriften uit het jaar 1347 wordt de kerk van Purmerland genoemd als hoofdkerk van de parochie Purmer. Helaas is er geen enkele prent of tekening bekend, al bestaat er wel een oude beschrijving die verhaalt over een kruiskerk met een prachtige toren. Tijdens de Spaanse overheersing in 1574 trokken Spaanse troepen "plunderend en verbrandend" het hele dorp Purmerland door. Ook de kerk werd niet gespaard. De toren die door de laatste brand gespaard was gebleven werd wegens bouwvalligheid (en gebrek aan financiën) in 1893 gesloopt. Op de zelfde plaats werd een paar jaar later het huidige Hervormde kerkje gebouwd.


Omtrent de patroon van Purmerland is er lange tijd in het duister getast, daar er geen enkel geschiedenisboek of document hier melding van maakt. Pastoor Meijer (1968-1976) denkt echter een duidelijke aanwijzing gevonden te hebben op een oud wierookvat en meent op grond hiervan dat de patroon van Purmerland Sint Jan de Doper is geweest. De laatste pastoor van Purmerland was Embertus Dirksz die in 1568 is verdwenen, en met het verdwijnen van deze pastoor kwam er een einde aan de Sint Jan de Doper parochie. Haar functie zou (met de nodige moeilijkheden) worden overgenomen door Ilpendam.


VAN KAPEL TOT KERK


Met het bouwen van een kapel in 1411 toegewijd aan de Romeinse martelaar Sint Sebastianus staan we aan het begin van de geschiedenis van de Sint Sebastianusparochie te Ilpendam. In de 14e eeuw behoorden de dorpen Purmerland met Den Ilp en Ilpendam tot de heerlijke goederen van de huize van Egmond. Deze heerlijkheid ging in het jaar 1410 over aan de Heer van Purmerend, Willem Eggert, die zorgde dat Purmerend een eigen kapel kreeg en daardoor van Purmerland gescheiden werd. Na deze scheiding vormden het dorp Purmerland en de gehuchten Den Ilp en Ilpendam één parochie, aanvankelijk behorende tot het bisdom Utrecht. Volgens sommige geschiedschrijvers was het Willem Eggert, die er voor gezorgd heeft dat Ilpendam een eigen kapel kreeg. Met het toenemen van het aantal gelovigen werd de kapel al spoedig te klein, en werd er in het jaar 1446 toestemming verleend om de kapel te verbouwen, ofwel een nieuwe kerk met toren op de zelfde plaats te bouwen. De vermoedelijke bouwplaats is waarschijnlijk waar nu nog de Hervormde kerk staat.


In 1411, toen Ilpendam zijn kapel kreeg, vinden we de naam "Heer Floris", hij was kapelaan en stond als zodanig onder de pastoor van Purmerland. In 1515 vinden we de naam van de eerste priester in Ilpendam namelijk Martinus Jacob, die de titel van "pastoor" voerde. Hij is de eerste officiële pastoor in Ilpendam en het ligt dus voor de hand dat Ilpendam zich in het begin van de 16e eeuw heeft los gemaakt van Purmerland om als zelfstandige parochie verder te gaan. Toen de reformatie over ons land kwam vond ook in Ilpendam een kerkhervorming plaats, waaruit de protestantse kerk is voort gekomen. Ook deze kerk kwam niet ongeschonden uit de strijd. Of de Spanjaarden deze verwoestingen hebben aangericht of de beeldenstormers is een nog niet uitgemaakte zaak, maar zeker is dat de schade groot was. In deze periode, waarvan oude boeken verhalen, lezen we dat de pastoor Frans Jansz (1568-1574) met de archieven van de parochie gevlucht is. Na het vertrek van deze pastoor valt er een stilte over de Sint Sebastianusparochie.


SCHUILKERKPERIODE


Na 1574 hadden de parochianen die trouw waren gebleven aan Rome het moeilijk. Godsdienstoefeningen waren verboden en de trouw gebleven priesters mochten niet meer actief zijn. Volgens prof. Rogier in zijn boek De geschiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland lezen we dat er rond 1600 op talloze plaatsen in onze streek stiekem heilige missen werden opgedragen, door priesters, die incognito van de ene plaats naar de andere rondtrokken. We mogen aannemen dat Ilpendam ook regelmatig bezocht is, en de houding van de overheid hoogst waarschijnlijk zeer soepel is geweest, want de burgemeester van Ilpendam - aldus prof. Rogier - was zijn katholieke geloof trouw gebleven. Rond die tijd moet ook het gebouwtje op de Noord als schuilkerkje dienst hebben gedaan. Blijkens een van de eerste taxatie rapporten uit 1738 stond op het Noordeinde van Ilpendam een Roomse kerk, een zomerhuisje en een turfschuur. Met het zomerhuisje zal waarschijnlijk de pastorie bedoeld zijn. Natuurlijk wisten de niet katholieke plaatsgenoten van het bestaan van de (tweede) R.K kerk, maar er werd ze niets in de weg gelegd om hun geloof te belijden. In 1633 werd Mr. Joannes van der Aa als eerste pastoor na de Reformatie benoemd, en werd de parochie officieel weer voortgezet.


HET VOORTUIN-KERKJE


In het jaar 1797 wordt er melding gemaakt dat de kerk op de Noord in bouwvallige toestand verkeert en dat de kerkmeesters voor een moeilijk vraagstuk staan. Restaureren of elders in het dorp een nieuwe kerk bouwen? Doordat het dorpsbeeld in de loop der jaren was veranderd en de Noord niet langer het trefpunt van de handel was, werd er door de kerkmeesters in 1821 besloten om vlak naast de Beurs waar nu de dorpsactiviteiten plaats vonden een nieuwe kerk te bouwen. En werden er van de weduwe Klinkhamer in 1822 voor de somma van 800 gulden drie huizen gekocht. Pastoor Beunis verhaalt dat het een net kerkje was met een torentje en evenals het vorige kerkje nederig en klein. Het had een lengte van 13.5 meter en stond voor de huidige pastorie, parallel aan de Dorpsstraat. De derde woning waarin de weduwe zelf gewoond had, diende waarschijnlijk als pastorie. De kerk werd gebouwd voor 85 communicanten en op 15 februari 1825 ingezegend door de Zeer Eerwaarde Heer Jacobus Cramer Aartspriester van Holland, Zeeland en West-Friesland. Wegens de bouwvalligheid van de kerk en pastorie op de Noord was Ilpendam al sinds 1819 pastoorloos, in 1823 werd er weer een pastoor benoemd in de persoon van Gregorius Schaaps. Dat deze pastoor het wel naar zijn zin had in Ilpendam, blijkt wel uit het feit dat hij maar liefst 27 jaar in Ilpendam zou blijven.


DE NIEUWE KERK


Omstreeks 1865 werden er door het kerkbestuur, bestaande uit de heren K. Nooy, G. Dekker en P .Oudendijk, onder leiding van pastoor Theodorus Beunis, plannen gemaakt voor een nieuwe en grotere kerk om de eenvoudige reden dat het houten kerkje te klein werd. De bouwkosten werden begroot op F.28.000.- voor de kerk en pastorie. In totaal schreven twaalf aannemers op dit werk in. Het werk werd gegund aan de op één na laagste inschrijvers, de aannemers G.J. van der Haan en F. Vester uit Alkmaar. Met bijwerk, honoraria van architect Th. Asseler uit Amsterdam, kwam de totale aanneemsom op F.32.855.-. Door subsidies, giften en renteloze leningen waren de financiën rond en kon de bouw in februari 1870 aanvangen. Pastoor Driesen (1890-1912) vertelt ons later dat de rekening van de bouw met een batig saldo van F.7.05 sloot.


Er waren in totaal 275 heipalen nodig, 190 voor de kerk en 85 stuks voor de pastorie met een gemiddelde lengte van 8 meter. Er werden 266 duizend stenen voor de kerk en 88 duizend voor de pastorie neergelegd, en daar kwamen nog 46 duizend voor de binnenmuren bij. Verder liggen er 9500 blauw verglaasde pannen op het dak.


Op 1 december 1870 waren de kerk en pastorie reeds voltooid en opgeleverd op 1 april 1871. Op 1 mei werd de nieuwe pastorie betrokken en een dag later werd de kerk met een bijzondere machtiging van de bisschop van Haarlem Mgr. G.P. Wilmer en de Z.E. Heer Bekker, deken van Purmerend, door pastoor Th. Beunis ingezegend. Met dezelfde machtiging had de pastoor, een van tevoren gekochte klok op een openbare veiling in Purmerend, ingewijd. De klok droeg het opschrift "Munikeburen". Dat de pastoor niet zomaar tot inwijding was overgegaan blijkt uit een verzoek aan de gemeenteraad van 7 december 1870 door de pastoor en kerkvoogden om te worden vergund bij het beginnen hunner Godsdienstoefeningen ook een klok te mogen luiden, in welks bezit zij thans zijn. Op 25 januari 1871 werd er door de voorzitter van de raad onder voorbehoud van artikel 8 der wet tot regeling van het toezicht op de Kerkgenootschappen en klokkengelui toestemming verleend. Laten we hopen dat de klok van de Sint Sebastianuskerk nog in lengte van dagen moge luiden.


Geraadpleegde literatuur:

De kerkelijke geschiedenis van de Heerlijkheid Purmerland en Ilpendam. door H.P.Moelker. Geschiedenis van de Sint Sebastianusparochie te Ilpendam. door pastoor P.J Meijer.


Jaap van Oostveen